“Jeetje” foeter ik hardop, als we staan te wachten op een automobilist, die van rechts komt “kan die vent niet een beetje voort maken. In de verte zie ik een paar andere auto’s aankomen. Man schiet toch op denk ik, dadelijk kunnen we dat hele blik auto’s, die ze bij het stoplicht hebben opengetrokken, afwachten, trap dat gaspedaal toch eens in. Langzamer en langzamer gaat de auto. “Zullen we voorlangs afslaan” zegt de man ietwat aarzelend. “Doe maar niet joh, stel je voor als die gast ineens door heeft hoe hij gas moet geven” antwoord ik. Tergend langzaam kruipt de auto de bocht om en moeten wij het hem achteropkomend verkeer ook nog voorrang geven. Als we afslaan, gaat de auto, die nog steeds langzaam rijdt, dezelfde kant op als wij gaan. “Uh zou het jongste zoon kunnen zijn? Vraagt de man fronsend. “Nee joh” roep ik vol overtuiging “die rijdt niet zo truttig, echt niet!! “Dit is gewoon weer zo’n zondagsrijder met een groot ego, wat moet je anders met een Volkswagen PLUS”. “Iets compenseren wat ie niet heeft” doet de man er nog een schepje bovenop. Dan slaat de auto onze straat in en stopt voor de deur, het portier zwaait open en jongste stapt uit. “Tja ik kon bij de kruising toch moeilijk HELEMAAL stil gaan staan om jullie voor te laten gaan” roept hij ons tegemoet.