Rioleringswerken

Bijna stampvoetend kijk ik naar de gootsteen, die langzaam, druppeltje voor druppeltje, gewoon maar niet leegloopt.  Razend ben ik, op de gootsteen en op mezelf, dat ik dit euvel al jaren geleden niet goed heb aangepakt.


Liters duo ontstopper, van een bekend merk “dat niet doet wat het beloofd” zijn er doorheen gegaan. Ondanks hun veelvuldige reclames op tv, doen ze in Huize Plukvink absoluut niet wat ze beloven.
Een ontstoppingsbedrijf opgetrommeld, met de dure kreet, “riooltechniek” op hun website, dat moet toch goed zijn, het kostte tenslotte genoeg. Het ging ook goed, voor een paar maanden, toen ging het weer mis met de waterhuishouding, helemaal mis.


Dus ren ik naar de schuur, gris een zaag en schep van het schap. Verwijder de bodem uit het dubbel brede keukenkastje, zaag de middenstijl er uit, zodat het gat groot genoeg wordt om mezelf naar beneden te laten zakken. Dat behoeft natuurlijk enige uitleg. Door een foutje bij de bouw, zit ons kruipluik dus niet bij de buitendeur, maar onder het aanrecht, dat is nu meteen de reden dat ik geen enkele hulp bij deze klus kan vragen. De man is wat te groot in omvang en mijn zoons zijn te lang om door het keukenkastje naar beneden te kunnen. Buiten is het warm, bloedwarm, maar hier onder de grond merk ik daar niets van. Ik kijk speurend in het rond, je weet immers nooit wat zich hier onder de grond allemaal ophoud. Maar geen muizen, slakken, of bovenmaatse spinnen komen in het vizier. Wel ligt het vol met stukken ongebruikt afvoer pijp, een blik met PVC lijm, al jaren over datum en dus niet meer te gebruiken, knikkers en miniatuur autootjes die hier 33 jaar geduldig op hun redding hebben liggen wachten. Met mijn zakformaat schepje gooi ik urenlang zand en rommel geduldig aan de kant en dan eindelijk ligt mijn halve riolering  aan boven-, onder- en zijkant vrij. Vloekend, steunend en kreunend probeer ik beweging in de buizen te krijgen maar er gebeurd helemaal niets. “Misschien moet je de buizen warm maken met de verfbrander” oppert de man die geduldig op een stoel naast het gat zit om de nodige support te geven. Warempel dan gaat het een stuk beter, er komt wel wat rook van de buis af maar dat mag de pret niet drukken, en na nog een paar forse rukken schiet de buis los en komt een stroompje stinkende brij tevoorschijn. Het vieze werkje moet nog beginnen en ik ga de buis links in, na enig wroeten schiet een grote klomp wit spul naar buiten en de buis voelt weer glad als babybilletjes. Ik herken het spul als zeep resten die zich daar opgehoopt hebben. De buis rechts komt uit op de keuken, dus zit ik al snel tot voorbij mijn ellebogen in de vet- en stinkende rommel resten. Na heel lang peuteren, rommelen en graaien heb ik een bouwemmer vol met afval en voelt het weer ruim daarbinnen, dus kan de boel weer in elkaar, dan zie ik dat het verwijderde stuk buis door de hitte van de brander toch teveel vervormd is. Dat wordt dus een gang naar de bouwmarkt. Nu heeft de man niet bepaald 2 rechterhanden als het op doe het zelven aankomt dus besluit ik om maar mee te gaan. Ik trek even een wat schoner Tshirt aan, maar broek en schoenen laat ik voor wat ze zijn. Als we naar de kassa gaan zie ik een goedgeklede heer met een al even sjieke dame aan zijn arm. Niet bepaald het type wat je hier verwacht. Hij kijkt van mij naar mijn rolstoel en weer terug, buigt zich naar de dame over een fluistert wat in haar oor. “Wat had die nou “vraagt de man en trekt zijn wenkbrauwen op. Hij zei,”het is dat het niet kan, maar anders zou ik denken dat ze rechtstreeks uit het riool komt” snik ik van het lachen.


Moraal van dit verhaal: Never underestimate a granny with white hair in a wheelchair…….;-)


Sinterklaas

Met klamme handen en bonzend hart, zat ik op het puntje van mijn stoel. Want ik wist dat het dit jaar zou gebeuren, moest gebeuren, want dit jaar was immers mijn laatste jaar op de lagere school en alle anderen, op een enkele na, waren ooit al eens aan de beurt geweest.  Wie in de lagere klassen nog niet het geluk had gehad en nu in de zesde zat, wist wat er komen ging.
Dus zong ik vol overgave en uit volle borst, alle liedjes mee, want zingen was iets wat ik kon, maar ik denk niet dat hij me hoorde, zo ergens verborgen, achter in die zaal.
Een schier eindeloze rij van kinderen, mocht naar voren komen, kregen een cadeautje, een hand vol snoepgoed en mochten weer gaan zitten, het werd later en later. Net toen ik dacht dat het mijn beurt zou worden, stond hij op en kondigde aan, dat hij een huisbezoek af moest leggen, bij een kindje met griep
“Waar was je, toen ik vorig jaar maanden in het ziekenhuis lag en net voor Sinterklaas naar huis, maar niet naar school mocht” dacht ik verbaasd en ook een beetje verdrietig tegelijk.
Ik was een kind en wist nog niets van commercie en ouders die betaalden voor zijn bezoek.

Zo zat ik een paar jaar lang, met klamme handen en een angstig bonzend hart in die zaal te wachten. Slingerend tussen hoop en vrees.

Ik geloofde allang niet meer in de Goedheiligman, dat laatste jaar en toch voelde ik een heftige steek van  teleurstelling, omdat ik wist dat de kans verkeken was en ik nooit bij Sinterklaas geroepen zou worden.

Zonnebloem

Stralend komt mijn kleinzoon me op moeder dag verrassen met een zelf geschreven kaart. Binnenin staat met grote hanenpoten zijn naam en zit een zakje met wat zonnebloemzaadjes verstopt.

Iedereen die mij kent, weet dat ik geen groene vingers heb, niet zo goed voor planten zorg en zo verging het ook deze arme zaadjes, bereidwillig werden ze in de grond gestopt, een paar dagen lang werd vol verwachting in de bloempot getuurd en toen er niets gebeurde in de vergetelheid geraakt. Na weken stak er plotseling iets de kop op. ” Onkruid” beweerde ik stellig en liet mijn ‘kennersblik’ over het groene frutsel gaan. Toch liet ik het groene sprietje staan en het raakte daar buiten op mijn tuintafel opnieuw in de vergetelheid.

Het kreeg geen water tijdens het hittegolfje in juni, het kreeg geen bescherming tijdens de storm in juli en toch groeide dat groene frutsel maar door en door, het kreeg steeds meer vorm. “Ik moet dat ding nodig uit de grond trekken” zei ik vorige week nog tegen de man. Toen ineens afgelopen woensdag stond daar die kleine zonnebloem in mijn bloempot. Groot is hij niet, want hij heeft geen kans gekregen om zijn vleugels uit te slaan, maar dapper is hij zeker, hij bloeit toch maar mooi, ondanks al mijn tegenwerking.

Tandpasta

Langzaam slenteren we door de druilerige regen, niets doet nog denken aan de hitte van de vorige dag, het lijkt meer op een kille koude natte herfstdag, alleen de wind laat het afweten. Veel te schaars geklede mensen schuilen kleumend onder afdakjes en overstekende richels van winkelpanden. Maar de man heeft een missie en hij troont me mee een winkel in, zet meteen koers naar achter in de zaak. Daar waar het babyspeelgoed zich bevind. Pakt van alles in zijn hand, wikt, weegt en legt het tenslotte als afgekeurd weer in het rek. Onverrichter zake keren we terug naar de uitgang en dan ineens, vlak bij de deur, valt zijn oog op een tubetje kindertandpasta, staat er even mee in zijn hand, bekijkt het aan alle kanten en zegt tenslotte “maar ze heeft natuurlijk helemaal nog geen tanden”. “Man” snik ik gierend van de lach “ze is nog niet eens geboren !!” Nog net hoor ik gegiechel als we de deur uit gaan.

Ontmoeting in de trein

Voorzichtig zet ze de blauwe weekendtas op de bank tegenover me en gaat zitten, een handtas op haar schoot. Ze moet een beetje van mijn leeftijd zijn, maar duidelijk niet gewend aan reizen met de trein. Tersluiks observeer ik de vrouw tegenover me, grijzer wordend krullend haar, een wat triestig gezicht, netjes in de make-up, een lichte broek, een kleurrijk jasje en glanzende ogen. Dan zie ik tot mijn ontzetting dat de ogen zich langzaam vullen met tranen, voorzichtig wrijft ze met haar hand in haar ogen. Snel kijk ik een andere kant op en voel me betrapt, alsof ik haar privacy schend. Toch twijfel ik nog of ik het wel goed gezien heb, mijn nieuwsgierigheid wint het van de gene en opnieuw werp ik een blik op de vrouw voor me. Een paar dikke tranen rollen over haar wangen, dit is een niet meer te ontkennen verdriet. Stil en geluidloos trekken de tranen natte sporen over haar wangen. 
Ze huilt zonder enig misbaar. 
Het liefst zou ik naast haar gaan zitten, een arm om haar heen slaan en zeggen ” het komt wel goed schatje”.  Dat doe je niet bij een vreemde, dus doe ik het enige wat ik bedenken kan en vis een pakje papieren zakdoekjes uit mijn jaszak en bied haar die zonder een woord te zeggen aan. Dankbaar pakt zij ze aan, dept de tranen droog en klemt ze de rest van de reis, stilzwijgend, stevig in haar hand, als een drenkeling met een reddingsboei. Dan stopt de trein en staat ze op, vlak voor ze wegloopt raakt ze even mijn knie aan “dank je wel” zegt ze zacht. En weg is ze.  “Ik weet niet welk verdriet je met je meedraagt. Je hebt me niets verteld en ik heb niets gevraagd, maar ik wens je sterkte, onbekende vrouw” denk ik.

That’s life

Vanmorgen sloop hij binnen, heel stil en gluiperig drong hij mijn huis en haard in. Een onwelkome gast, die bij voorkeur plaats neemt op mijn favoriete, meest comfortabele, stoel. Zich opmakend voor een langdurig verblijf. Gniffelend haalt hij mij leven overhoop, verijdelt ver gevorderde plannen en kijkt genietend naar de verwarring om zich heen.
Hij heeft geen boodschap aan mijn zorgvuldig uitgestippelde agenda. Met liefde vist hij een pen uit zijn binnenzak en trekt een dikke rode streep door alle goede voornemens. 
Soms, heel soms, dommelt hij een beetje in, na al het harde werk dat hij hier verricht. Op die dagen sluipen we het huis uit, gaan we ergens heen, gooien onze achterbank vol, zodat er geen plaats meer is voor ongenode gasten. Op zo’n dag genieten we, de auto start, de rolstoel krijgt geen lekke band, de lucht blijft stralend blauw, we scoren een parkeerplaats helemaal vooraan bij het pretpark, heel even is alles in harmonie. Ik heb vandaag geen zin in chaos, geen zin in een vervelend mannetje vol leedvermaak, dus wie hem hebben wil, mag hem komen halen. Mr. Murphy.

New Years Blues

Ik heb altijd een beetje last van de nieuw jaars blues, als alle schitterende kerstlichtjes, ballen, slingers, het nep groen, weer netjes in dozen ligt te wachten tot volgend jaar. Als alle Dickens huisjes weer netjes ingepakt zijn en we voor het gevoel, wel een paar dozijn keer, de trap naar zolder op en neer zijn gegaan. Weg alle glitter en glans, die de donkere dagen zo vrolijk kleurden. De blues die neerdaalt als de overgebleven oliebollen en appelflappen van oudjaar zijn opgegeten en de laatste visite van de afgelopen dagen de deur achter zich dichttrekt. Soms vraag ik me af of ik de enige ben die last heeft van de nieuw jaars blues? Als maandag het leven van alle dag weer aanvangt is er geen tijd meer voor blues. Ik weet dus uit ervaring, het is kort, maar bijwijlen hevig.

Mag ik even

Voldaan zak ik, met een grote kop thee in mijn hand, op de bank, een paar overgebleven kerstkransjes onder handbereik, een kerstfilm uit lang vervlogen tijd op de tv, zacht als een soort achtergrond gemurmel.
In de boom twinkelen feestelijke lichtjes die zich weerspiegelen in de glazen tafel, de kaasjes voor de kerststal branden vrolijk, het kerstdorp met zijn mooie huisjes en schaatsbaan, staat achter me.

 

Ik mijmer over afgelopen dagen, vol van vreugde, warmte en familie. Kerstavond met alle kinderen en kleinkinderen, kadootjes onder de boom en de grote rode dobbelsteen, waarmee we eerst een 6 moeten gooien, voor er onder luid gejuich een pakje gepakt mag worden. Mijn kleine kleindochter die helemaal door het dolle raakt als ze de mooie prinses Elsa jurk ziet, er mee in de rondte springt en doeltreffend een glas cola van tafel zwiept, een vader die ontsteld kijkt naar de dure jurk, een kleintje dat huilt als het bruine vocht van de rok afdruipt en een mama die uitkomst biedt en de jurk snel en efficient weer schoon en droog krijgt.

 

Dan wordt de serene stilte door een daverende kanonslag verscheurd, een klap die de kopjes in de kast doen trillen. Vanuit het niets rolt het donderende geluid over de wijk, alsof een bres geslagen wordt in een stadsmuur, er zijn altijd wel handige jongens die er in slagen om een stuk illegaal vuurwerk in elkaar te knutselen.

 

Ik denk weer aan voorgaande jaren, toen we met z’n vieren voor de etalage met vuurwerk stonden, ons al gierend van de lach te verbazen over de meest waanzinnige namen die er op de begeleidende kaartjes te lezen stonden.
Kijk die dingen daar, die gillende kippen, die lijken me wel wat, verkondigt schoonzoon, met een scheve grijns op zijn gezicht.
Bij de balie aangekomen voegen we ons in de lange rij wachtenden. Opeens hoor ik keihard door de hele zaak heen schallen ‘mag ik even drie orgasmes van achter’. Ik duik achter de kraag van mijn jas, maar proest het kennelijk toch zichtbaar uit, want even kijkt het jochie, dat met een stalen gezicht onverstoorbaar de bestellingen omroept, nijdig mijn kant uit.

 

Ego

Vrolijk rent ze me tegemoet, blonde krullen piepen onder haar muts vandaan en dansen om haar hoofd, de laatste herfstblaadjes knisperen onder haar in laarsjes gestoken voetjes, een warme jas omhult het kleine figuurtje.
Ze moet opschieten om op tijd op school te zijn
“Hoi oma van Matthew” roept ze vanuit de verte, en zwaait enthousiast met beide handen. 
“Hoi” roep ik opgewekt terug.
Dan slaat ze in één klap mijn kwetsbaar ego aan gruzelementen.
“God, wat ben jij oud” zegt ze hartgrondig, terwijl ze me passeert.

Bemoeizucht of ?

Soms word ik zo moe van ze, die mensen die menen zich allerlei vrijheden te mogen veroorloven omdat ik rolstoeler ben, en geloof me, ik ben niet de enige bevolkingsgroep die heeft te lijden onder een dergelijke terreur. Ook jonge moeders en zwangere vrouwen vallen ten prooi aan dat bemoeizuchtig gedrag.
Zo af en toe komt er in de stad iemand op mij af, legt zijn hand op mijn schouder en fluistert “ik bid voor U mevrouw”, ongetwijfeld goed bedoeld, maar bij mij gaan de nekharen rechtop staan, en met een nauwelijks verholen ongeduld schut ik de hand van me af. “Wie geeft jou toestemming me aan te raken” bitch ik in gedachten, maar aan de buitenkant produceer ik een vluchtig lachje, voor ik het aanbod afwijs.
Erger nog zijn de zedenprekers, die menen mij te moeten vertellen dat het een straf van God is. “Natuurlijk” denk ik dan “ik heb in de baarmoeder al zoveel slechts gepresteerd dat ik daar eens flink voor afgestraft dien te worden”.  Ik heb mijn moeder nog eens nagevraagd of ze 9 maanden misselijk was geweest, of ander soort ongemakken had gehad. Ze moest wel een poosje liggen voor een dreigende miskraam. Dat was natuurlijk de misdaad. Ik had het veld moeten ruimen toen werd aangegeven dat ik beter op kon krassen. Onzin allemaal.
Van de week kwam ik er weer een tegen, bij het vak van het vegetarisch vlees. Als ik dat nu maar braaf een poosje zou eten liep ik met een paar weken weer. Ik heb maar vriendelijk uitgelegd, dat al het vegetarisch vlees van de wereld niet aan kan laten groeien wat er niet is. Hoewel, misschien als je alles op een hoop gooit, er pulp van draait en goed in boetseren bent, je weet maar nooit wat ze tegenwoordig allemaal kunnen..:-)